Dolf Boel | |
---|---|
(Foto: 1978 - De Voorpost) | |
Bekend van: |
Lid van de Draeckenieren en columnist bij De Voorpost en De Nieuwe Gazet van Aalst |
Adolf Boel (°Aalst, 1922-†1996) was lid van de Draeckenieren en columnist voor onder andere De Voorpost en De Nieuwe Gazet Van Aalst. Hij pleitte voor het gebruik van het Aalsters dialect, dat hij ook steevast in zijn columns gebruikte.
Zoon van den Ellebee[]
Dolf werd geboren aan de Dendermondsesteenweg in 1922, waar hij een buurjongen was van Louis Paul Boon. Dolf was goed bevriend met Boon en typte voor hem enkele boeken over, omdat Boon zelf geen schrijfmachine had. Dolf kreeg hiervoor 1 frank per blad.
Adolfs vader Leon, bijgenaamd den Ellebee, was een bekend figuur in Aalst. Hij bracht het krantje 'Den Olsjterschen Tiger' uit, waarin hij in het Aalsters schreef. Na het stopzetten van 'Den Olsjterschen Tiger' ging Leon verder met 'Den Oilsjteneer'. Dankzij zijn vader raakte Dolf vertrouwd met het Aalsters dialect; op zijn 8 jaar mocht Dolf al de drukproeven voor de krant van zijn vader helpen verbeteren.
Pers[]
Na zijn schooltijd in het Koninklijk Atheneum doorliep Dolf zijn legerdienst. Tijdens de Tweede Wereldoorlog was hij actief binnen de sluikpers en werd hij gevangengenomen, waardoor hij een maand in de gevangenis van Gent verbleef. Sinds 1949 woonde Dolf in Erembodegem.
Dolf was, net als zijn vader, werkzaam bij de Filature du Canal. In totaal werkte hij er 31 jaar tot het bedrijf stop werd gezet. Tijdens de oorlog moest hij vluchten, maar keerde nadien, met een omweg bij de Stad Aalst, terug naar de Filature du Canal. Nadien werkte hij bij drukkerij De Decker en de firma Stabyl.
Dolf was steeds gefascineerd door schrijven; hij was een tijdje correspondent voor Het Laatste Nieuws voor de regio Erembodegem, de Faluintjes en Hofstade. Daarnaast bracht hij gedurende 2 à 3 jaar in Erembodegem het blad Het Fonteintje uit. Hierin beschreef hij het lokale nieuws, maar Dolf had ook een eigen column. De gemeenteraad werd in dit blad beschreven als een soort toneelstuk met decor en personages.[1]
Verenigingen en Draeckenieren[]
Dolf was zeer actief in het verenigingsleven; zo maakte hij deel uit van de fanfare St.-Cecilia, waarvan hij ook even bestuurslid was. Aan de fanfare was ook een toneelgroep verbonden: De Blauwe Ster. Dolf was eerst bestuurslid van de toneelgroep, daarna voorzitter en regisseur. Hij regisseerde onder andere 'Tien Kleine Negers' van Agatha Christie en een zelfgeschreven revueshow. Daarnaast was Dolf ook geïnteresseerd in kunst en was hij decorbouwer bij de toneelgroep. In zijn vrije tijd was hij ook kunstschilder.
Dolf werd begin de jaren '70 door de Draeckenieren gevraagd om deel uit te maken van hun vereniging. Via zijn vriend Hippoliet Sedeyn werd Dolf gevraagd om mee te werken aan het Gele Boekje van de Draeckenieren. Nadat Dolf het eerste Gele Boekje had gekocht, vond hij het goed, maar dacht dat het beter kon. Deze mening deelde hij met Hippoliet Sedeyn, waarop Dolf ingeschakeld werd om het Gele Boekje te verbeteren. Sinds het tweede of derde Gele Boekje schreef Dolf af en toe een stukje in het Aalsters dialect.
Hij kreeg bij de Draeckenieren de titel van ceremoniemeester en werkte onder andere mee aan de tentoonstelling rond Dirk Martens in 1972. Bij de Plechtige Communie van Wilhelmus Draeckmanus in 1977 speelde Dolf de vader van de plechtige communicant.
In 1983 maakte Dolf deel uit van de Gebroeders Draakmans, een schrijverscollectief van de Draeckenieren dat het vervolgverhaal De wind die niet wou vallen voor de Nieuwe Gazet van Aalst schreef. Samen met Frans Wauters, Herman Louies en Ward Bauwens zorgde hij voor dit sappige verhaal.
Columnist in het Aalsters[]
Op voorspraak van Marcel De Bisschop werd Dolf gevraagd om een Aalsterse column te schrijven voor De Voorpost. Later zou hij overstappen met zijn column naar De Nieuwe Gazet Van Aalst. Dolf Boel schreef steeds in het oud Aalsters, dat gesproken werd door de minder gegoede klasse.
Dolf had een vaste rubriek, genaamd 'Meh Pikkels of Ajontjes', in het weekblad De Voorpost. Zelf noemde hij dit 'een hoeksken' in de krant. Van 1976 tot 1982 schreef hij deze rubriek in het Aalsters. In 1982 verhuisde zijn rubriek naar De Nieuwe Gazet Van Aalst. Onder de naam 'Moet er gi zaat op?' schreef hij verder in het Aalsters van 1982 tot 1984.
Toen Adolf zijn twee polsen brak, zag hij zich genoodzaakt om te stoppen met schrijven; hij kon de toetsen van zijn schrijfmachine nog moeilijk gebruiken.
Varia[]
- In de werken van Louis Paul Boon komt Dolf voor onder de naam Tolf Poets.
- In 1977 was Dolf jurylid bij de verkiezing van Miss Voil Jeanet. Dolf mocht de beker van Miss Voil Jeanet overhandigen aan Gust De Ridder.[2]
- Op 6 januari 1978 verscheen voor de 100ste keer 'Meh pikkes of ajontjes' in de Voorpost. Naar aanleiding hiervan werd Dolf ook door het blad geïnterviewd.
Redactie[]
Tekst en foto's[]
- Tekst: Sören Delclef - AjoinPedia
- Foto's: De Voorpost