Albert Verbestel (°Aalst 15/01/1916 - †Aalst 20/01/1987) was de eerste officiële Ajuinboer van de stad Aalst. Als ajuinboer was hij vooral herkenbaar door zijn opvallende, met ajuinen versierde, carnavalsplunje, een mini-belforttoren op zijn hoofd. Albert was een niet weg te denken individualist uit het Aalsterse naoorlogse carnaval.
Erkentelijkheid
Na de Tweede Wereldoorlog zette Albert zich in voor de organisatie Erkentelijkheid, waarvan de weerstanders mevrouw Pletsier (Clementine De Groot), Gustaaf De Stobbeleir en Pierre De Winter deel uitmaakten. Erkentelijkheid was een geheime oorlogsorganisatie ten voordele van de politieke gevangenen. Na de oorlog zorgde de organisatie voor het onderhoud van de oorlogsgraven.
Vanaf 1946 verkocht Albert, op vraag van Pierre De Winter, de officiële Vastenavondprogramma's ten voordele van Erkentelijkheid. Samen met 7 andere verkopers verkocht Albert de boekjes tijdens de stoet aan de toeschouwers. Hierbij had Albert een strooien hoedje op zijn hoofd. Het volgende jaar verkocht Albert opnieuw de Vastenavondprogramma's met zijn strooien hoedje, maar deze keer droeg hij ook een kostuum met ajuintjes aan. Albert werd hierdoor ook wel Ajuinboer genoemd.
In 1953 ruilde Albert zijn strooien hoedje in voor een Belforttoren, die hij zelf ontworpen had.
Albert zou de Vastenavondprogramma's een 10-tal jaar blijven verkopen, tot de verkoop in handen van een professionele firma werd gegeven. Voor deze firma heeft Albert nog 1 jaar de Vastenvondprogramma's verkocht.
Gouden ajuintjes
Nadat Albert gestopt was met de verkoop van de Vastenavondprogramma's, besloot hij om gouden ajuintjes te verkopen ten voordele van 4 verenigingen die in zijn café gevestigd waren: de reisclub, de belottersclub, de spaarmaatschappij en de kermisclub van de Hoge Vesten. Albert vervaardigde de houten ajuintjes zelf, vergulde ze en voorzag ze van een rood-wit lint, waardoor deze om de nek gehangen konden worden.
De opbrengst van zijn ajuintjes schonk hij later ook aan instellingen voor mensen met een berperking en hulpbehoevenden.
In 1954 was Albert kandidaat Prins Carnaval bij de eerste echte Prinsenverkiezing. De kandidaten moesten in die tijd deelnemen onder een schuilnaam, waarbij Albert koos voor zijn bijnaam, Ajuinboer.
Albert kon de Prinsenverkiezing niet winnen en eindigde als tweede, achter Frans De Boitselier (Mister Dancy). Albert reageerde erg teleurgesteld en vond dat De Boitselier onterecht gewonnen had. De eerste verkozen Prins moest volgens Albert een echte Aalstenaar zijn, en dat zou Frans niet geweest zijn. De Boitselier was wel geboren in Aalst, maar werd in Denderleeuw grootgebracht. Albert suggereerde ook dat de nieuwe Prins Carnaval steun zou gekregen hebben uit politieke hoek.
Albert kon moeilijk om met dit verlies en besliste hierop om nooit meer deel te nemen aan de verkiezing van Prins Carnaval. Voortaan zou zijn enige titel die van Ajuinboer zijn, waarmee hij vanaf nu ook bekend werd bij alle Aalstenaars.
"Elk jaar is er een andere prins, maar de Ajuinboer die blijft altijd dezelfde." (Albert Verbestel)
Officiële Ajuinboer
Albert bleef zijn ajuintjes als Ajuinboer aan de man brengen en verscheen in zijn Ajuinboerkostuum op alle carnavalsevenementen. De stad Aalst besliste tijdens de carnavalsraadzitting van 1977 om Albert officieel aan te stellen als de Ajuinboer van de stad Aalst.
De Ajuinboer werd één van de gekende figuren van Aalst Carnaval en toen in 1978 de 50ste stoet uitging, kreeg Ajuinboer Albert een speciale plaats in dit gebeuren.
Zo kreeg het Brusselse Manneke Pis dat jaar een Ajuinboerkostuum en mocht Albert tijdens carnaval een cadeau overhandigen aan Koning Boudewijn en Koningin Fabiola, die stoet kwamen bijwonen. De Koning had ook een cadeau voor de Ajuinboer meegebracht; zo ontving Albert een gouden medaille van Koning Boudewijn.[1]
Vanaf 1980 werd Ajuinboer Albert tijdens de stoet vergezeld door Marc Vertongen, die ook wel de ceremoniemeester of lijfwacht van de Ajuinboer genoemd werd.
Burgemeester van de Hoge Vesten
Albert woonde aan de Hoge Vesten en was er erg belangrijk voor de organisatie van festiviteiten in de wijk. Zijn vrouw Elisa Marcoen, met wie hij in 1938 in het huwelijksbootje gestapt was, baatte er café 't Caoutchouken uit, waar Albert ook vaak te vinden was. Hierdoor kreeg Albert nog een tweede bijnaam van de Aalstenaars: 't Katsjoeken. Gedurende 32 jaar baatten Elisa en Albert het café uit, waarna ze eind 1979 op pensioen gingen.
Sinds 1946 was Albert voorzitter van de maatschappij 'Hoe Langer, Hoe Beter', die instond voor de organisatie van de Hoge Vesten Kermis. Albert werd uiteindelijk de stuwende kracht achter deze wijkkermis, die 4 dagen lang duurde. Albert en zijn team organiseerden tijdens de kermis o.a. een H. Mis in open lucht, een Breughelmaaltijd en de Boegiekeskoers.[2]
Omstreeks 1970 werden Albert en Richard Amand in de bloemetjes gezet voor hun jarenlange inzet voor de Kermis van de Hoge Vesten. Om hen te eren werd er zelfs een liedje gemaakt.
Op d'Hoeige Vesten door es plezier. Door zen de mensjen weeral insj op zwier. Van de joor vieren weir ne jubilé, van Albert caoutchouken, boos van 't stamine. En den twiejden es Richard Amand. Twie vrienden ver te fiejsten hand in hand.
Door zijn inzet voor de Hoge Vesten, riep Marcel De Bisschop Albert uit tot 'burgemeester van de rechteroever'. In 1976 mocht hij zelfs als een echte burgemeester de nieuwe verlichting onder de spoorwegbrug aan de Hoge Vesten inhuldigen.
Me Stadjen van Oilsjt
Albert was tijdens carnvalsfeesten ook vaak op het podium te zien, waarbij hij graag een liedje zong. Vaak zong hij Me Stadje van Oilsjt; dat hij ook inzong voor de langspeelplaat Hier Spreekt Men Oilsjters 2 uit 1975.
'K zie zu geren me stadje van Oilsjt. Door doeng ze na vantoid om ter voilsjt. Gelek as me ne carnaval, es het oeveral na bal. Nen ajoin kan zen'n nest nogal droin. Geift em meiren wel twintjig miljoeng, doorveir wille'k me stadjen ni verdoeng. 'K bleif ver iejwig be a, gelek ne maan al be zen vraa. Goi, men Oilsjt. Ai, men Oilsjt. 'K aaf van a. (uit Me Stadje van Oilsjt)
Jean-Marie Heyman, die Ajuinboer was tussen 2012 en 2015, zong het lied opnieuw in voor de cd MuzikOilsjt - Het Corum Alostum Imperiale, die in 2016 uitkwam.
Varia
- Na de 2e Wereldoorlog trok Albert met zijn groepje De Biesjekes naar verschillende liefdadigheidsinstellingen, om daar voor plezier te zorgen.[3][4]
- Bij het bezoek van prins Alexander aan de Aalsterse stoet in 1960 overhandigde de Ajuinboer een foto en een ajuintje aan de prins. Hierbij zei Albert 'Het is een echte ajuin en daar zit natuurlijk een reukje aan, net zoals aan de politiekers die hier rond u zitten'.
- In 1966 schonk het stadsbestuur en 'Den Blok Ondereen' een zetel aan Albert, zodat hij aan de stoet al zittend kon deelnemen.
- Albert was lang de tijdmeester tijdens de jaarlijkse carnavalsquiz.
- In 1974 stond Albert als Ajuinboer op een bierkaartje van Stella Artois.
- In 1978 werd Albert Prins van de Derde Leeftijd.
- In 1984 kreeg Albert de trofee van Ajuinprins van de stad Aalst, een prijs voor mensen die zich inzetten voor de Vastenavondsfeesten.
- In 1985 bracht de prentenkaartclub twaalf postkaarten uit, waaronder één met de afbeelding van Ajuinboer Albert. De reeks kostte 100 frank en werd verkocht ten voordele van Levensvreugde en Ribso.[5]
- In 1986 droeg Manneke Pis het kostuum van de Ajuinboer een tweede keer, ter gelegenheid van de 40ste verjaardag van Albert als Ajuinboer.
- Albert werd, op eigen vraag, op 24 januari 1987 begraven in zijn Ajuinboerkostuum.
- Marcel De Bisschop kwam in december 1987 met het idee om een standbeeld van Albert Verbestel te laten maken. Het standbeeld kwam er uiteindelijk niet, maar opende wel de discussie over een carnavalsmonument voor Aalst.
- In 2005 werd, ter gelegenheid van de 8ste Carnavalsbeurs, een postzegel van Albert uitgebracht.
- In 2021 stond de aftelkalender van het KBA in het teken van '75 jaar Ajuinboer'.
Redactie
Tekst en foto's
- Tekst: Sören Delclef - AjoinPedia
- Foto's: De Voorpost, Eric Van Hauwermeiren, Het Aalsterse Volksleven (J. Ghysens); Het Laatste Nieuws, Lieven Goubert, Sören Delclef, Waar is de tijd - 100 jaar Aalst