Ajoinpedia
Advertisement

Marc (Marcel Theofiel) De Bruyn (°21/07/1924-†25/02/2009) was een kunstenaar die een belangrijke rol speelde in de evolutie van de carnavalswagens. Marc introduceerde piepschuim voor het vervaardigen van de wagens en nodigde carnavalsgroepen uit in de Academie voor Schone Kunsten van Aalst. Daarnaast was Marc gekend voor zijn vele carnavalsontwerpen, waaronder de kop van het Ros Balatum, het reuzenpaar uit 1957 en enkele carnavalsaffiches.

Korte biografie

Kunstopleiding

Marc De Bruyn madeinaalst

Marc De Bruyn in 1964 (Foto: Madeinaalst.be, collectie Van der Borght D.)

Marc De Bruyn werd op 21 juli 1924 geboren in de Aalsterse deelgemeente Nieuwerkerke. Hij was de eerste zoon van Albert De Bruyn en Zoë De Schutter. Het gezin verhuisde van Nieuwerkerken naar Terjoden, waar ze nog twee kinderen kregen.

De ouders van Marc stonden niet echt achter zijn studiekeuze, maar na veel moeilijkheden kon hij toch beginnen met een kunstopleiding aan het Sint-Lucasinstituut in Gent. Marc volgde er 4 jaar lang lessen, tot de Tweede Wereldoorlog uitbrak. Tijdens de oorlog kon Marc zich bezighouden met het retoucheren van foto's bij een fotograaf, waarna hij 's avonds lessen beeldhouwen volgde aan de Academie voor Schone Kunsten van Aalst.

Marc De Bruyn

Zelfportret van Marc De Bruyn (Foto: De Standaard - 27/02/2009)

Op 13 december 1949 trouwde Marc met Lieve Walgraeve, die later bekend zou worden met haar wandtapijten en stoffen, die ze thuis op haar eigen weefgetouw maakte. Achter hun huis in de Hoezekouterdreef in Aalst had Marc zijn atelier. Marc en Lieve kregen samen zes kinderen.

Kunstwerken

Vanaf 1959 gaf Marc les in beeldhouwen en tekenen aan de Academie voor Schone Kunsten van Aalst. In 1989 ging hij er op pensioen.

De ontwerpen van Marc zijn overal in België terug te vinden. Zo voerde hij verschillende opdrachten voor openbare gebouwen en monumenten uit voor de stad Antwerpen, Brussel, Mol, Zele, Oost-Duinkerke, Dendermonde en Wetteren. Zijn kleinere beelden raakten bekend tot in Nederland, Frankrijk en Duitsland. Ook in Zweden en Bulgarije werden werken van hem tentoongesteld, maar Marc hield er niet van om zijn werken tentoon te stellen. Op latere leeftijd sloeg hij dan ook elke uitnodiging tot exposeren af.

Marc stond niet graag in de belangstelling. Tijdens de inhuldiging van zijn monumenten liet hij zich niet zien; hij bleef liever op de achtergrond. Op 25 februari 2009 overleed Marc De Bruyn in het Sint-Elisabethziekenhuis in Zottegem.[1]

Marc De Bruyn DVP 29061984 (2)

(De Voorpost - 29/06/1984)

Kunstenaar

Vredesmonument

Inhuldiging Vredesmonument Aalst - 1956 (Foto: Herman Louies - Bron: http://madeinaalst.be)

Marc was gespecialiseerd in beeldhouwen en schilderen. Hij bewerkte vooral ruwe steen en metaal, zoals koper, ijzer en aluminium. Daarnaast graveerde hij penningen, ontwierp hij glasramen en schilderde hij aquarellen. Veel van zijn aquarellen werden opgenomen in het kunstpatrimonium van de stad Aalst.

In 1956 won Marc een internationale wedstrijd voor het ontwerpen van een oorlogsmonument voor het Vredeplein in Aalst. Hij ontwierp een driedelige constructie op zuilen, waarbij Marc in witte steen de vier ruiters van de Apocalyps in reliëf tekende. Tegen één van de zijden plaatste hij een bronzen vrouw, die zich over een slachtoffer buigt. Onder de constructie plaatste hij een metalen schaal, waarin een vlam ontstoken kan worden. Onder toezicht van architect Stany de Neef beitelde Marc het Vredesmonument ter plaatse. Het oorlogsmonument op het Vredeplein betekende voor Marc zijn grote doorbraak.

Ros Beiaard Marc De Bruyn

Het Ros Beiaard van Marc De Bruyn (Foto: Bavay L é Van den Bruele A. (2004), Beelden in de straat, Heemkunde Vlaanderen vzw

In 1959 vierde de Dendermondse afdeling van de Vlaamse Toeristen Bond haar 35-jarig bestaan, waardoor de VTB moederorganisatie een beeld wou schenken aan de stad Dendermonde. De VTB vroeg aan verschillende kunstenaars uit de streek om een ontwerp in te zenden. Het ontwerp van Marc De Bruyn werd gekozen, maar het schepencollege van Dendermonde zat verveeld met de winnende ontwerper. Marc was immers afkomstig uit Aalst en had er in 1955 de kop van het Ros Balatum gemaakt. Het Dendermonds stadsbestuur vroeg daarom aan Marc om zich terug te trekken uit de wedstrijd, maar hier had Marc geen oren naar. Marc kreeg uiteindelijk toch de opdracht om het beeld uit te werken, dat op zondag 19 april 1959 onthuld werd. Marc koos ervoor om de 4 Heemskinderen niet op de rug van het Ros te plaatsen; hij zette hen onder de voorpoten. Het Ros Beiaard van Marc De Bruyn was na de verdrinking in de Dender immers opnieuw herrezen. Marc koppelde dit aan het feit dat Dendermonde in haar geschiedenis veel verwoestingen overwonnen had.

Andere gekende ontwerpen en realisaties van Marc De Bruyn zijn:

  • Glasramen en muurversiering van Onze-Lieve-Vrouw ter Druivenkapel (Werfplein Aalst - 1956);
  • Heilig Hartbeeld (kerk Terjoden);
  • Daensmonument (Werflplein Aalst - 1957);
  • Reliëf Sint-Catharina (Begijnhof Aalst - 1964);
  • Hoofdaltaar in de Sint-Martinuskerk (Aalst - 1966);
  • Beeld Valerius De Saedeleer (Oude Vismarkt Aalst - 1999);
  • De Verteller - Beeld Louis Paul Boon (tuin Stedelijk Museum Aalst - 1999);
  • Grafsteen autoscooter-exploitant B. Barrez (Kerkhof Aalst).

Tijdens zijn loopbaan oogstte Marc veel lof. Zo won hij de prijs Valerius De Saedeleer en de driejaarlijkse prijs voor Plastische Kunsten van de stad Sint-Niklaas. Hij werd ook aangesteld als beheerder van de Provinciale Dienst voor Kunstambachten van Oost-Vlaanderen.[2]

Vader van de isomokop

Marc De Bruyn HLN02031987

Marc De Bruyn en zijn ontwerp van het standbeeld van Valerius De Saedeleer (Het Laatste Nieuws - 02/03/1987)

Marc De Bruyne wordt gezien als de vader van de isomokop. Marc wou de opbouw van de carnavalswagens professioneler laten gebeuren en raadde de groepen daarom aan om niet langer te improviseren bij de opbouw van hun wagen. Marc nodigde carnavalsverenigingen uit in de Aalsterse Academie voor Schone Kunsten, om er hen kennis te laten maken met piepschuim en de verschillende werktuigen om een wagen op te bouwen.

Door een stadsopdracht in 1954, toen hij de Prinsenwagen voor Prins Carnaval 1955 moest maken, werd Marc geconfronteerd met dezelfde problemen als die waarmee de carnavalsgroepen te maken kregen. De praalwagens werden in die tijd eerst volledig met kippengaas geconstrueerd, waarna de constructie overplakt werd met papier, dat dan overschilderd werd. Verwarmingstoestellen moesten er voor zorgen dat de wagens snel konden drogen, waardoor er al eens een brand ontstond. Het vlechten van de kippengaas zorgde ook voor blessures aan de handen. De Bruyne begon hierdoor te experimenteren met allerlei andere materialen en kwam tot de vaststelling dat piepschuim ideaal was om mooie figuren uit te creëren.

In de lessen van Marc werd er dan ook vaak geëxperimenteerd met constructies uit piepschuim. Hij raadde zijn leerlingen aan om in een carnavalsgroep te gaan; zo ontstond Lotjonslos uit één van zijn klassen.[3]

Carnavalsontwerpen

Als kunstenaar leverde Marc heel wat ontwerpen voor het Aalsterse carnaval. Naast affiches, leverde hij ook ontwerpen aan carnavalsgroepen voor de opbouw van hun wagen.

Prinsenwagen en Ros Balatum

Ros-balatum-aalst

Het Ros Balatum (Foto: Archief Lieven Goubert)

In 1955 werd Frans De Boitselier verkozen als Prins Carnaval. De stad Aalst wou de Prins een eigen Prinsenwagen geven, waarmee hij mee kon gaan in de stoet. Frits Kieckens maakte het ontwerp voor de Prinsenwagen, maar de stad vroeg aan Marc De Bruyn om de wagen te bouwen. De wagen was met de stadskleuren beschilderd en bevatte een groot Aalsters wapenschild.[4]

In 1955 vroeg de begeleidingsgroep van het Ros Balatum aan Marc om een nieuwe kop te maken voor hun Ros. Marc stond niet meteen achter het idee, maar liet zich uiteindelijk toch overtuigen. Eind de jaren '60 was de kop van het Ros Balatum beschadigd geraakt, waardoor Marc een nieuwe kop in polyester voor het Ros creëerde.[5]

In 1974 kreeg Marc De Bruyn kritiek van het Aalsters Karnaval Verbond. Volgens het AKV had Marc De Bruyn 45 000 frank (ongeveer 1 115 euro) ontvangen van het Feestcomité, voor de vormgeving van de nieuwe kop voor het Ros Balatum, terwijl er bespaard werd op de premies voor de carnavalsgroepen. Het AKV beweerde daarbij ook nog dat de kop zelfs niet eens door Marc zelf gespoten was, maar door Frans De Witte. Marc weerlegde de beweringen van het AKV; hij had naar eigen zeggen veel minder gekregen dan de genoemde 45 000 frank en de kop werd wel degelijk door hem zelf gespoten. Frans De Witte had Marc enkel geassisteerd bij het maken van de kop.[6]

Marc De Bruyn 1957 Foto Herman Louies

Marc De Bruyn bij de nieuwe stadsreus Polydora in 1957 (Foto: Chipka april 2015 - Herman Louies)

Stadsreuzen

Voor carnaval 1957 mocht Marc van de stad Aalst een nieuw reuzenpaar ontwerpen en uitwerken. Hij creëerde een moderne versie van de oude stadsreuzen en creëerde ook een nieuw Kindeke Baba. De reuzen van Marc De Bruyn werden Polydoor en Polydora genoemd, zoals de oude reuzen van Hippoliet Rogghé.

De stadsreuzen van Marc De Bruyn werden door de stad niet goed bewaard, waardoor ze eind de jaren '70 verloren gingen.

1974

Officiële affiche 1974

Affiches

Marc ontwierp de officiële carnavalsaffiche van 1974. Marc was hiermee niet aan zijn proefstuk toe, want in 1957 en 1958 mocht hij ook al de kleine carnavalsaffiche maken. Toen werd er voor de officiële affiche en de kleine affiche nog een ander ontwerp gebruikt. Zijn kleine carnavalsaffiche van 1958 werd in 1959 opnieuw gebruikt.

Penningen, medailles en wagens

Marc was ook gespecialiseerd in het maken van penningen. Zo maakte hij penningen voor de De Fassadeklasjers en De Verneipelingskes, de twee groepen waar zijn zonen deel van uitmaakten.

Penning Fassadeklasjers 1974

Penning De Fassadeklasjers 1974 (Foto: Archief Lieven Goubert)

De penning, die Marc in 1974 voor de Fassadeklasjers ontwierp, stelde een muntstuk voor ter waarde van 50 AJOIN. Op de andere zijde van de munt stond het hoofd van Marcel De Bisschop, waardoor de munt omgedoopt werd tot de Marcellus Biskopusmunt. De munt werd gelanceerd op het Driekoningenfeest 1974 en zou van pas komen op het komende carnaval. De munt zou immers passen in een grote jukebox, die dat jaar op de wagen van de Fassadeklasjers zou staan. Nadat drie leden van de Fassadeklasjers betrokken waren bij een dodelijk ongeval op de avond van de Prinsenverkiezing, besloot de groep echter om de werkzaamheden aan haar wagen stop te zetten en de carnavalsfeesten dat jaar links te laten liggen. Het zou het einde van de groep betekenen.[7][8]

Daarnaast was Marc ook betrokken bij het bouwen carnavalswagens, waaronder die van De Suskewieten in 1979, en maakte hij de medaille van de Aalsterse Gilles in 1981.[9]

Varia

  • Affiche 1957

    Kleine affiche 1957, ontworpen door Marc De Bruyn

    In 1971 werd er op de Aalsterse Belforttoren een nieuwe metalen wimpel geplaatst. De wimpel, waarop het stadslogo werd aangebracht, was een ontwerp van Marc De Bruyn.[10]
  • Marc was in 1977 een grote voorstander voor de komst van een carnavalsmuseum in Aalst. Marc maakte in '78 dan ook deel uit van de Werkgroep Carnavalsmuseum, die door de stad Aalst in het leven geroepen werd. Marc organiseerde zo in 1979 mee de eerste carnavalstentoonstelling 'de tijd van carnaval'. Deze tijdelijke tentoonstelling was de eerste echte aanzet van een carnavalsmuseum.[11]
  • Eén van de leerlingen van Marc De Bruyn was kunstenaar Paul Backaert, die later de drijvende kracht achter De Stopnoillekes zou worden.[12]
  • In 2015 verscheen een postzegel met daarop het Vredesmonument van Marc De Bruyn. De postzegel werd uitgegeven door postzegelkring Philatelia Alosta, naar aanleiding van hun 59e internationale ruilbeurs.[13]

Bronnen

  1. De Voorpost, 27 februari 1976
  2. Het Stille Pand, www.hetstillepand.be
  3. Het Laatste Nieuws - extra editie, 2 maart 1987
  4. Ghysens J. & Baert K. (1975), aalst Karnaval, Uitgeverij Veys
  5. De Voorpost, 29 juni 1984
  6. De Voorpost, 22 februari 1974
  7. De Gazet van Aalst, 19 januari 1974
  8. De Voorpost, 15 februari 1974
  9. De Voorpost, 12 januari 1979
  10. De Gazet van Aalst, 18 september 1971
  11. De Voorpost, 14 april 1978
  12. De Voorpost, 27 januari 1989
  13. De Streekkrant, 2 december 2015
Advertisement