Modestus (Modest) Beeckman (°19/09/1884-1971) was in Aalst gekend als grappenmaker, toneelspeler en rijmelaar. In de publicatie 'Volkstypen en Vaartkapoenen uit Aalst' werd hij omschreven als een volkstype van hogere categorie.[1]
Modest en Esther
Modest begon in 1910 als kapper, maar in de jaren '30 besloot hij om met zijn vrouw, Esther Van der Gucht, naar de Lange Zoutstraat nummer 1 te verhuizen, waar ze een winkel in kinder- en damesattributen uitbaatten.
Na de Tweede Wereldoorlog beslissen Modest en zijn vrouw om de winkel om te bouwen tot café Cambrinus. In 1948 beslist het echtpaar om het gebouw terug te verbouwen. Modest en zijn vrouw openen er in de jaren '50 'Charcuterie De Bic'.
Esther werd in de volksmond Stier Rogghé genoemd, omdat ze familie was van de gekende familie Rogghé. Modest en zijn vrouw kregen 2 kinderen Jan en Honorine. Jan Beeckman werd later in Aalst gekend als Draeckenier en dochter Honorine trouwde met Frans De Boitselier, die Keizer Carnaval zou worden.[2]
Toneel en revue
Modest was lid van het toneelgezelschap Voor Taal en Vrijheid en was er één van de toonaangevende figuren. Hij was er naast acteur ook actief als regisseur en tekstschrijver en kreeg later de artistieke leiding van het gezelschap. Modest werkte mee aan 177 opvoeringen en werd in 1929 bestuurslid van de vereniging.
Voordrachten en revues
Modest ontdekte al vlug zijn passie voor het podium op in 1910 droeg hij, samen met Emiel Van Lierde en Florent Van Molle, enkele gedichten voor van Lambrecht Lambrechts op een feestavond van het Algemeen Nederlandsch Verbond, Afdeling Letterkunde en Wetenschappen.[3]
Tijdens de Eerste Wereldoorlog werkte hij mee aan de revue 'Aalst...Wie doet er mee?' van kunstkring Caritas. De kunstkring voerde de revue eind juli en gedurende de maand augustus van het jaar 1918 op in de Stadsschouwburg, ten voordele van de liefdadigheidswerken van de stad. Aan de revue namen toen alle toneelverenigingen van Aalst deel. [4] Modest was tijdens deze revue te zien als duivenmelker, waarbij hij het bijhorende lied 'De Duivenmelker' op meesterlijke wijze voordroeg. Het lied zou lang in de herinneringen van de Aalstenaars blijven die de revue bijwoonden. Naast modest waren ook nog Alfred Kelders, Richard De Stobbeleir, Gustaaf De Stobbeleir en Victor Bocqué te zien in de revue. Op de herinneringsfoto zijn maar liefst 110 medewerkers van de revue te zien.
Landjuweel
Als acteur was hij gekend voor zijn grappige rollen, waardoor hij al snel de grote publiekslieveling werd. Hij speelde o.a. Zanderken in 'Paus van Haezndonck', Jozef in 'Jozef in Dothan' (waarmee Voor Taal en Vrijheid twee keer na mekaar het Koninklijk Landjuweel won in 1922 en 1923), René Meerenhout in 'De Kribbe'bijter' (in een regie van Alfred Kelders in 1924), Emiel Bruckner in 'Tante Jutta' (1925) en Ernest Vloors in 'Zooals Pilatus' (1927). [5][6][7]
Op het diploma dat Voor Taal en Vrijheid in 1924 kreeg voor het behalen van het Landjuweel werd Modest speciaal vermeld als 'buitengewoon verdienstelijk in den rol van Jozef'.
In 1938 werkte Modest mee aan een cabaretavond, ingericht door de Beroepsvereniging der Patroonshaarkappers en Kapsters van Aalst en Omliggende. Samen met Oscar Van Pamel bracht Modest enkele liederen en monologen. Zoon Jan Beeckman oogstte er ook succes, met een lied dat hij bracht met Oscar Van Pamel.
Regisseur
Modest regisseerd ook enkele stukken voor 'Voor Taal en Vrijheid', waaronder de grote revue 'Lotj Ons Lachen', waarin o.m. Frans De Boitselier meespeelde. Daarnaast regisseerde hij ook een stuk voor het Rijnleger, ten voordele van de gewonde soldaten.
Lotj Ons Lachen (1949)
In 1949 regisseerde Modest de revue 'Lotj... ons Lachen'. Op de galavertoning waren niet alleen de Aalsterse prominenten aanwezig, maar ook de burgemeester en schepenen van Doel woonden de vertoning bij. Modest en Gustaaf De Stobbeleir ontvingen hun gasten uit Doel in de grote feestzaal van het stadhuis.
Voor aanvang van het tweede bedrijf werden Modest Beeckman (toneelleider), Gustaaf De Stobbeleir (inrichter), Frans Van Cauwenberg (muziekoverste), Frans De Boitselier (acteur) en Charles Van Steenbergen (acteur) door de burgemeester van Doel en de secretaris van het Comité tot oprichting van het eerste Britse monument in België gehuldigd. De vijf heren ontvingen een gouden medaille en een herinneringsdiploma. In het dankwoord van Gustaaf De Stobbeleir kregen Modest en zoon Jan een speciale vermelding, omdat deze twee verantwoordelijk waren voor de samenstelling der acteurs en het muzikale gedeelte.[8]
Nationaal Verbond der Verminkte en Invalide Soldaten van den Oorlog
Modest regisseerde in 1947 de revue 'Piotten op Zwier' voor het NVI - afdeling Aalst.[9] Het cabaret werd opgevoerd door het Rijnleger en ging door in zaal Madelon. Aanvankelijk werden twee opvoeringen gepland, maar deze waren al snel uitverkocht. Door het grote succes werd er nog een derde opvoering georganiseerd.[10] In het stuk waren rollen weggelegd voor o.a. Jeannette Mertens, Omer Dierick, Oscar Van Pamel en Jan Beeckman. Het decor werd opgebouwd door Pierre De Winter.[11][12]
Liedjesschrijver
Modest schreef veel liedjes voor revues en toneelstukken. In die tijd was er echter nog geen sprake van opnames op plaat of cd, waardoor de liedjes vaak enkel te horen waren tijdens de revues. Veel van zijn liedjes waren in het Aalsters geschreven. Tijdens de oorlog amuseerde Modest zich door allerlei toestanden om te zetten in Aalsterse liedjes.
Zo schreef hij het lied 'De Tram' voor de revue 'Winterhulp' van Voor Taal en Vrijheid in 1945.
Rap no binnen en a zetten, as g'okozj' hetj wel verstoon. 't Es n kwestje van opletten, of ge moetj tot Brissel stoon. Op 't platform es't ni plezierig, g' ambeteerd er a schrikkelijk noig. En ze drimmen a gerdierig, da ge plat zijt lijk 'n voig. (fragment uit 'De Tram' van Modest Beeckman)
In de revue 'Geeren boij' (1947) van Voor Taal en Vrijheid werd in één van de liedjes over het criterium verwezen naar Modest Beeckman.
Werde moej of kroigde dest, ge gotj bei Modest. Door kupt a ten zonder ambras, ne crème à la glace. (fragment uit 'Kriterium')
Grappenmaker
Modest werd gezien als een volkstype, omdat hij elke zondag met zijn familie verschillende café's op de Grote Markt bezocht, zo ook op Vastenavond. Bij die cafébezoeken haalde hij steeds enkele grappen uit met de aanwezige gasten.
Een vaak uitgehaald grap van Modest was die met de paraplu. Wanneer iemand het café verliet en het buiten regende, riep hij zeer overtuigend "Mijnheer, uw paraplu! U vergeet uw paraplu!". De klant, die eigenlijk geen paraplu bij had, keerde daardoor terug naar binnen, waardoor deze weer wat langer in het café bleef.
Varia
- In 1948 werd Modest benoemd tot Ridder in de Leopoldsorde.[13]
- Modest Beeckman wordt vernoemd in de publicatie 'Volkstypen en Vaartkapoenen uit Aalst' van Philip De Paepe (1975).
- Jean-Paul De Boitselier verklaarde in een artikel in de Voorpost dat hij in zijn jeugd opkeek naar zijn grootvader Modest Beeckman.[14]
Bronnen
- ↑ De Paepe P. (1975), Volkstypen en Vaartkapoenen uit Aalst
- ↑ Bert Ravyts, achterkleinzoon Modest Beeckman
- ↑ Neerlandia, 14e jaargang (1910)
- ↑ Ghysens J. (1974), Kent u ze nog... de Aalstenaars, Europese Bibliotheek Zaltbommel
- ↑ Ghysens J. (1978), Het Aalsters Volksleven 1 – het Markt- en Straatlied, Genootschap van de Aalsterse Geschiedenis
- ↑ Voor Taal en Vrijheid, 31 december 1927
- ↑ Voor Taal en vrijheid, 30 november 1925
- ↑ Waarheid, 16 april 1949
- ↑ De Gazet van Aalst, 16 januari 1947
- ↑ De Gazet van Aalst, 5 januari 1947
- ↑ De Gazet van Aalst, 29 november 1946
- ↑ De Gazet van Aalst, 8 december 1946
- ↑ De Koerier van Aalst, 14 januari 1948
- ↑ De Voorpost, 13 februari 1976