Het carnavalsmuseum in Aalst, gevestigd in het Stedelijk Museum 't Gasthuys, brengt de geschiedenis, tradities en creativiteit van Aalst Carnaval tot leven, met aandacht voor zowel het feestelijke evenement als de historische context. Ondanks de evolutie van het museum door de jaren heen, blijft de realisatie van een volwaardig en permanent carnavalsmuseum een blijvende ambitie voor de stad.
[]
In 1974 kwam Pierre De Winter met het idee voor een carnavalsmuseum in Aalst. Dit initiatief kaderde in het Jaar van de Folklore en was geïnspireerd door Binche, dat reeds een eigen carnavalsmuseum had. Pierre vond dat Aalst niet kon achterblijven en hield in de kranten een pleidooi voor een museum, dat hij de naam 'Lof der Zotheid' wilde geven.
Tijdens zijn vele reizen naar andere carnavalssteden verzamelde Pierre uitgebreide documentatie om zijn droom te realiseren. Zijn plannen waren bijzonder concreet; hij liet een brochure maken en stelde de oude H. Gheestkapel in de Kattestraat voor als locatie. Daarnaast probeerde hij steun te krijgen van de Kommissie van Landschappen en Monumenten, het Aalsterse stadsbestuur, het Feestcomité en de Dekenij Kattestraat.
Ondanks zijn inspanningen slaagde Pierre er niet in om zijn project te verwezenlijken. Diep teleurgesteld besloot deze rasechte carnavalist zich terug te trekken uit de carnavalswereld. Zijn idee voor het carnavalsmuseum blijft echter een belangrijke voetnoot in de geschiedenis van Aalst Carnaval.
[]
Het idee van Pierre De Winter voor een carnavalsmuseum inspireerde verschillende verenigingen, die voorlopige initiatieven namen om dit concept tot leven te brengen. In afwachting van een officieel museum richtten zij enkele pré-carnavalsmusea in. De Voorpost ondersteunde het idee actief en wijdde er meerdere artikelen aan. Hoewel het idee van een officieel carnavalsmuseum in de jaren '70 niet meteen verwezenlijkt werd, hebben deze initiatieven een stevige basis gelegd. Ze inspireerden latere generaties en benadrukten het belang van het bewaren van Aalsts rijke carnavalstradities.
[]

Karel De Naeyer (links) opent de tentoonstelling (De Voorpost - 11/02/1977)
In 1977 werd een carnavalstentoonstelling georganiseerd in de Mikisklub, waar attributen uit de collecties van William Hereman en Jozef Van Mulders werden tentoongesteld. Tijdens de feestelijke openingsavond waren prominenten zoals burgemeester D'Haeseleer, Marcel De Bisschop en leden van de Prinsencaemere aanwezig.
De tentoonstelling werd geopend door Karel De Naeyer, die in zijn speech zijn wens uitsprak voor een echt carnavalsmuseum. Dit evenement wordt beschouwd als de eerste concrete stap naar een dergelijk museum in Aalst.
[]

Het 'Chocolaterie Victoria'kostuum van de Prinsencaemere in het pré-carnavalsmuseum van de Draeckenieren (De Voorpost - 08/04/1977)
Toen de Draeckenieren aankondigden dat ze op 31 maart een pré-carnavalsmuseum in het Belfort zouden openen, dachten velen dat dit één van hun bekende 1-aprilgrappen was. De aanwezigen hadden zowel gelijk als ongelijk, want het museum was een mix van echte en ludieke voorwerpen. Zo kon men er onder andere het 'Chocolaterie Victoria'-kostuum van de Prinsencaemere, het masker van schepen Ringoir uit 1960 en de carnavalsvlag in rouwkleuren uit 1970 van de Dekenij Kattestraat bezichtigen. Daarnaast waren er humoristische objecten te zien, zoals de sigaar van Alfred Kelders, de appelsien die het hoofd van Prins Alexander had geraakt, keutels van het Ros Beiaard, een hoopje sneeuw uit 1946 en de eerste uitgeworpen karamel door Marcel De Bisschop.
[]
In januari 1978 reisde een Aalsterse delegatie af naar de ASLK-galerij in Brussel, waar een grote carnavalstentoonstelling werd georganiseerd. Een deel van deze tentoonstelling was gewijd aan Aalst Carnaval.
De Voorpost benadrukte hierbij het gebrek aan een Vlaams carnavalsmuseum en riep het stadsbestuur op om actie te ondernemen. Het stelde dat Aalst, als toonaangevende carnavalsstad, een dergelijk museum moest realiseren. Dit pleidooi zette extra druk op het stadsbestuur om werk te maken van een permanent carnavalsmuseum.
[]
Door de toenemende vraag naar een carnavalsmuseum richtte de stad Aalst in 1978 een adviesraad op onder de naam 'Carnavalsmuseum', met als doel de uitwerking van een dergelijk museum. Schepen Herman Roels werd benoemd tot voorzitter van deze raad. In april 1978 vond de eerste bijeenkomst plaats. De werkgroep bestond uit prominente figuren zoals Herman Roels (Schepen van Cultuur), Jan De Neve (Schepen), Rik Galle, Frans Wauters, Albert Cornand, Jo Beeckman, Marc De Bruyn, Kamiel Sergant en Roland Van Den Bremt. Voor de opslag van materiaal werd de eerste verdieping van kasteel Ter Linden voorgesteld, maar deze locatie werd als ongeschikt beschouwd omdat het kasteel onbewaakt en onverwarmd was. Hierdoor bleef het verzamelen van materiaal beperkt.
Na de eerste vergadering volgde een studiereis naar Maastricht, waar de werkgroep een bestaand carnavalsmuseum bezocht. De Aalsterse delegatie, bestaande uit onder anderen Simon D'Hondt, Karel De Naeyer en Herman Roels, ging er inspiratie opdoen. Hierna begon de zoektocht naar een geschikte locatie, waarbij de lokalen van het voormalige Diddens-Van Asten (de Couverture) in de Schoolstraat (de huidige Bert Van Hoorickstraat) naar voren werden geschoven.
[]

Opening van de tentoonstelling De tijd van carnaval. (De Voorpost - 23/02/1979)
In november 1978 vond een tweede vergadering plaats. Hier werden de voorbereidingen getroffen voor een tijdelijke carnavalstentoonstelling in het Oud Hospitaal, die gepland stond tijdens de carnavalsperiode van 1979. De werkgroep riep inwoners op om materiaal over carnaval aan te leveren, dat tijdelijk in de Schoolstraat werd opgeslagen en vervolgens naar het Oud Hospitaal werd overgebracht. De stad reserveerde 50 000 Belgische frank (ongeveer 1 240 euro) in de begroting voor deze tentoonstelling.
Tijdens de 51ste carnavalstoet in 1979 werd de tentoonstelling 'De Tijd van Carnaval' geopend door Schepen Roels, met Renaat Van der Linden als gastspreker. Dit evenement markeerde het prille begin van een carnavalsmuseum in Aalst.
Een Doodlopend Project?[]
Al snel werd duidelijk dat de Couverture in de Schoolstraat niet geschikt was voor een blijvend carnavalsmuseum. Het stadsbestuur bleef stil rond het project, wat leidde tot kritiek in De Voorpost en op de carnavalsraadzitting. In 1982 werd Schepen Herman Roels tijdens een ludieke actie een valiesje overhandigd, met daarin een kepie voor de toekomstige zaalwachter van het carnavalsmuseum.
Het project verloor momentum, mede doordat Schepen Roels het museum wilde realiseren met stadsmedewerkers zonder de betrokkenheid van het Feestcomité. Tijdens een persconferentie in 1983 wees het Feestcomité met een beschuldigende vinger naar Roels voor het falen van het project. Tegelijkertijd werden twee zalen in het carnavalsmuseum van Binche voorzien voor Aalst Carnaval, maar Roels leverde geen materiaal aan, wat de kloof verder vergrootte. Frans Wauters legde de schuld dan weer bij Marcel De Bisschop, die als Schepen van Feestelijkheden het project had overgedragen aan Roels, die volgens Wauters te weinig voeling had met de Aalsterse carnavalscultuur.
Blijven Wachten[]
Tijdens de Prinsenverkiezing van 1983 gaf kandidaat Balou (André Marcoen) op ludieke wijze uiting aan de frustraties rond het uitblijven van een carnavalsmuseum. Hij bouwde op het podium een symbolisch museum en gaf de toeschouwers een rondleiding. Dit weerspiegelde de ongeduldige stemming onder de Aalsterse carnavalisten.
Polydoor De Paepe stelde voor om het carnavalsmuseum onderdeel te maken van een breder stedelijk museum, waarin ook andere aspecten van de Aalsterse cultuur, zoals de rivaliteit met Dendermonde, humor, toneelverenigingen en sport, zouden worden belicht.
Tijdelijke Projecten en Tentoonstellingen[]
In 1985 verleende de werkgroep 'Carnavalsmuseum' medewerking aan een tentoonstelling samen met de postzegelclub en werd in de Belfortzaal opnieuw een carnavalstentoonstelling georganiseerd. Ondanks het uitblijven van een permanent museum bleef de werkgroep actief met tijdelijke projecten, al leek een definitieve oplossing verder weg dan ooit.
[]
In 1984 werd in de stadsbegroting 5 miljoen Belgische frank (ongeveer 123 947 euro) voorzien voor de restauratie van het oud stedelijk zwembad aan de Capucienenlaann zouden voortaan de nieuwe locatie worden van de Akademie voor Schone Kunsten. Door de verhuis van de kunstacademie kwamen de gebouwen van het Oud Hospitaal aan de Oude Vismarkt vrij. Het plan was om in deze ruimte het stadsarchief, dat toen gevestigd was aan het Vredeplein, en een museum onder te brengen. Ook het Daensmuseum, dat in de Kapellestraat gevestigd was en de collectie uit de Ridderszaal van het Belfort zouden naar het Oud Hospitaal verhuizen.
De tweede verdieping van het Belfort werd aangewezen als locatie voor een carnavalsmuseum. Eind 1985 plaatste raadslid Roger D'Hondt echter vraagtekens bij deze beslissing. Volgens hem was het Belfort ongeschikt voor een carnavalsmuseum, terwijl Schepen Herman Borms het gebouw juist een logische keuze vond vanwege de centrale ligging. De adviesraad steunde het voorstel unaniem. Grote stukken zouden worden ondergebracht in de Couverture in de Schoolstraat, terwijl Schepen Hooghuys verdere alternatieven zou onderzoeken.
Opstart en Eerste Tentoonstellingen[]
In 1985 lanceerde de werkgroep 'Carnavalsmuseum', onder leiding van Schepen Borms, een oproep voor mannequins en carrouselpaarden om de inrichting van het carnavalsmuseum te ondersteunen. Hoewel het museum in 1986 nog niet operationeel was, waren er concrete stappen gezet. Het stadsbestuur kondigde aan dat de originele stadsreuzen gerestaureerd zouden worden en een prominente plaats zouden krijgen in het toekomstige museum.
Tijdens de zomer van 1986 werd de tentoonstelling 'Vasteloaved in Oilsjt' georganiseerd in de kelder van het Belfort. Tegelijkertijd werd aangekondigd dat de zolder van het Oud Hospitaal tegen carnaval 1987 zou worden opengesteld. Deze tentoonstelling en aankondiging symboliseerden de voortgang in de ontwikkeling van het carnavalsmuseum, hoewel het project nog verre van voltooid was.[1]
[]
In november 1986 werd aangekondigd dat de werkzaamheden in het Oud Hospitaal vorderden, met name de bevloeringswerken die een cruciale stap vormden voor de realisatie van het carnavalsmuseum. Marcel De Bisschop schonk een mannequinpop om het kostuum van een blauwe bisschop tentoon te stellen en in 1987 droeg het Dirk Martenscomité 100 000 Belgische frank (ongeveer 2 479 euro) bij aan de inrichting via de Vereniging voor Vreemdelingenverkeer Aalst.
Op een persconferentie eind 1986 kondigde het Schepencollege aan dat het carnavalsmuseum zou openen tijdens de zomervakantie van 1987. Het project werd beschreven als een sober initiatief, waarbij men geen luxe mocht verwachten. De oude stadsreuzen uit 1927 zouden een opknapbeurt krijgen om tentoongesteld te worden. De isolatie was geleverd, de vloer werd uitbesteed en de collectie werd geïnventariseerd. Ondanks deze vooruitgang werd de geplande deadline niet gehaald.
Tijdens een Gemeenteraad in oktober 1987 noemde politicus Roger D'Hondt het toekomstige museum een grote miskleun. Hij bekritiseerde de locatie, die slecht toegankelijk was door twee steile trappen, en wees op het gebrek aan een lift voor mindervaliden. Ook de binnenafwerking kreeg zware kritiek; volgens hem was het resultaat kitscherig. Hij vond het onbegrijpelijk dat conservator Ignace De Vos niet bij de renovatieplannen was betrokken.
Schepen Anny De Maght erkende deels de gebreken en noemde het project "realistisch en functioneel verantwoord". Willy Van Mossevelde uitte eveneens zorgen over de levensgevaarlijke trappen, maar Schepen Herman Borms benadrukte dat het museum nog niet volledig afgewerkt was. Hij kondigde aan dat er binnenkort voorbereidingen zouden starten voor een carnavalstentoonstelling en de uiteindelijke opening van het museum.
Deze periode markeerde zowel een moment van hoop als van aanhoudende kritiek, waarbij het museum vooruitgang boekte maar ook met aanzienlijke uitdagingen bleef kampen.
[]

Opening van het carnavalsmuseum (De Voorpost - 12/02/1988)
Begin 1988 was het carnavalsmuseum nog niet volledig operationeel, maar er werd vooruitgang geboekt. Tijdens een Gemeenteraad eind 1987 werd besloten om op 5 februari 1988 een tentoonstelling te organiseren onder de titel 'De Intrede van Carnaval', die zou dienen als de officiële opening van het museum. De plannen werden echter niet zonder kritiek ontvangen. Willy Van Mossevelde hekelde de amateuristische aanpak van het project en waarschuwde dat het museum mogelijk een korte levensduur zou hebben. In reactie hierop verklaarde Schepen Herman Borms dat het de bedoeling was om het carnavalsmuseum uiteindelijk naar het gelijkvloers te verhuizen.
De inhuldiging ging gepaard met een grote tentoonstelling die mogelijk werd gemaakt door de inzet van een groep toegewijde carnavalisten, waaronder Jos Ghysens, Jo Beeckman, Robert Van den Berghe, Emilienne Brulin, Urbain Schreyen en Jozef Van Mulders. Onder leiding van schepenen Borms en De Maght werd een tentoonstelling opgezet die als eerste concrete aanzet gold voor het carnavalsmuseum.
Hoewel de opening een belangrijke mijlpaal was, erkenden betrokkenen dat er nog veel werk aan de winkel was om het museum volledig te ontwikkelen tot een structureel onderdeel van het Aalsterse culturele erfgoed.
Blijvende Kritiek en Uitbreiding van de Collectie[]
Tijdens de carnavalsraadszitting van 1988 kwam het carnavalsmuseum opnieuw ter sprake, waarbij Jos Ghysens afwezig werd gemeld omdat hij van de trap naar het museum was gevallen. Op Prinsendag 1988 verwees Antoine Van der Heyden humoristisch naar het museum als 'de mansarde van het Oud Hospitaal', een verwijzing naar de ontoegankelijke locatie op de zolderverdieping.
De kritiek op de locatie bleef aanhouden. Ondanks deze kritiek werkte de Vereniging voor Vreemdelingenverkeer verder aan de uitbreiding van de collectie. Zo werd een schilderij van Albert Verbestel, geschilderd door Marcel Corten, aangekocht voor 15 000 Belgische frank (ongeveer 372 euro), en ook een Gilleskostuum met pluimenhoed werd toegevoegd.
In 1989 wilde Prins Frank Van Rymenant een show organiseren waarvan de opbrengst zou worden besteed aan een carnavalsmonument of aan de verhuizing van het museum naar een betere locatie. Uiteindelijk schonk hij de opbrengst van de door hem en de Prinsengarde georganiseerde shows aan de meewerkende carnavalsverenigingen.
Nieuwe Beloften voor een Definitief Museum[]
Tijdens Prinsendag 1991 van de Prinsencaemere gaf Antoine Van der Heyden een satirische conference over de situatie van het museum. Dit leidde ertoe dat schepen Gracienne Van Nieuwenborgh beloofde een volwaardig carnavalsmuseum te realiseren tegen 1993. Deze belofte werd echter niet nagekomen en het project bleef op de achtergrond.
Wel werd er werk gemaakt van een werkgroep 'Expo', die jaarlijks een carnavalstentoonstelling zou organiseren. Dit initiatief zorgde ervoor dat het Aalsterse carnaval en zijn erfgoed zichtbaar bleven, ondanks het uitblijven van een structureel en definitief carnavalsmuseum.
[]

(Bron: http://www.videoreportages.be)
In 2001 lanceerde Schepen van Cultuur Gracienne Van Nieuwenborgh een vernieuwend idee voor het carnavalsmuseum. Het Oud Hospitaal werd verbouwd tot een Stedelijk Museum, met verschillende zalen rond diverse thema's. Onder andere een Daenszaal, een zaal gewijd aan Louis Paul Boon en een carnavalszaal maakten deel uit van het plan. Voor de inrichting van deze ruimtes werd een werkgroep 'Museum' opgericht.

De Voil Jeannet in het museum (Foto: Sören Delclef)
Nog voor de officiële opening werd er kritiek geuit op de carnavalszaal. Carnavalisten waren ontevreden over de beperkte ruimte die aan carnaval was gewijd en betwistten dat dit als een volwaardig carnavalsmuseum kon worden beschouwd. Ook vonden velen de zaal te klein voor grotere objecten zoals poppen en wagens. Bernadette Fortuin, verantwoordelijk voor de werkgroep 'Expo', reageerde hierop door te wijzen naar de carnavalshallen als de aangewezen plaats voor dergelijke tentoonstellingen.
Op 2 februari 2002 opende het Stedelijk Museum in het Oud Hospitaal, met de carnavalszaal als één van de centrale elementen. Voor de vormgeving werd beroep gedaan op Danny Cobbaut. De zaal richtte zich op twee hoofdthema's: het evenement carnaval en de historiek ervan. Tijdens de feestelijke opening gaf Schepen Van Nieuwenborgh aan dat ze hiermee een droom van vele Aalstenaars had verwezenlijkt.
De inhuldiging van de carnavalszaal werd spectaculair uitgevoerd door Prins Wim Delclef, die een grote affiche doorscheurde en daarmee symbolisch het museum opende.
In eind 2018 werd de carnavalszaal tijdelijk gesloten voor een periode van twee weken, om opfrissingswerken uit te voeren. Deze werkzaamheden waren bedoeld om de zaal opnieuw aantrekkelijk te maken en te blijven voldoen aan de verwachtingen van bezoekers en carnavalisten. Hoewel de carnavalszaal in het Stedelijk Museum niet het volwaardige carnavalsmuseum was waar velen op hoopten, vormde het een belangrijke stap in het bewaren en tentoonstellen van het Aalsterse carnavalerfgoed. Het blijft een symbolische plek waar de rijke traditie en geschiedenis van Aalst Carnaval in de schijnwerpers staan.[2][3]
[]

Het kostuum van Kamiel Sergant in de carnavalszaal van het Stedelijk Museum
Oproepen voor een Museum (2010–2016)[]
Hoewel Aalst Carnaval in 2010 door UNESCO erkend werd als immaterieel cultureel erfgoed, leidde dit niet tot de realisatie van een volwaardig carnavalsmuseum. Burgemeester Ilse Uyttersprot en Schepen Dylan Casaer opperden het idee van een themapark rond carnaval, waarin plaats zou zijn voor een museum. Dit voorstel werd niet concreet uitgewerkt en stuitte op weerstand. Tijdens het volksfeest dat jaar riep Jan Louies op tot een echt museum, zonder "pretparktoestanden".
In 2016 stelde het Dokumentatiecentrum Aalst Karnaval (DAK) voor om een carnavalsmuseum onder te brengen in de leegstaande gebouwen van het oude stadhuis op de Grote Markt. Op een Gemeenteraad datzelfde jaar opperde Jean-Jacques De Gucht de Pupillensite als mogelijke locatie. Eind 2016 werd een visietekst gelanceerd met een driesporenbeleid: een carnavalsbelevingscentrum, een historisch museum en aandacht voor de figuur Valerius De Saedeleer. Concrete plannen bleven uit.
Nieuwe Ideeën en Strategische Plannen (2017–2021)[]
In 2017 pleitte Schepen Karim Van Overmeire voor een locatie nabij de carnavalswerkhallen, een idee dat ook door schepenen Ilse Uyttersprot en Mia De Brouwer werd gesteund. De visie richtte zich op een state-of-the-art carnavalsbelevingscentrum dat de creativiteit van de Aalsterse carnavalsverenigingen zou tonen, het hele jaar door. Tijdens de verkiezingscampagne van 2018 sprak burgemeester Christoph D'Haese zich ook positief uit over een carnavalsmuseum.
In 2021 keurde het stadsbestuur een Strategisch Plan Museumlandschap goed. Dit plan beoogde meerdere erfgoedlocaties in Aalst, waaronder:
- Het Belfort, waar het verhaal van de macht verteld zou worden.
- De Sint-Martinuskerk, die ook ruimte zou bieden aan het verhaal van Daens.
- Utopia, voor Dirk Martens en Louis Paul Boon.
- Een erfgoedcomponent op de Stadhuis-Landhuis-Pupillensite, met aandacht voor recente stadsontwikkeling.
Het plan benadrukte ook het belang van een carnavalsbelevingscentrum, dat tegen de volgende bestuursperiode concreet moest worden uitgewerkt.
Haalbaarheidsstudie en Andere Benadering (2024 en verder)[]
In 2024 liet schepen van Toerisme Caroline De Meerleer een studie uitvoeren naar de financiële haalbaarheid van een carnavalsmuseum of -belevingscentrum. De studie moest onderzoeken hoe Aalstenaars hun jaarlange inzet voor Aalst Carnaval aan toeristen konden uitleggen. De resultaten toonden echter aan dat de hoge investerings- en exploitatiekosten een dergelijk centrum financieel onhaalbaar maakten. De nieuwe bestuursploeg, geleid door dezelfde meerderheid, besloot daarom om geen carnavalsbelevingscentrum te bouwen. In plaats daarvan werd gekeken naar manieren om bestaande locaties, zoals het Stedelijk Museum en de carnavalswerkhallen, te versterken en beter in te zetten voor de presentatie van het Aalsterse carnavalserfgoed.
De realisatie van een volwaardig carnavalsmuseum blijft een ambitie die Aalst niet volledig heeft kunnen waarmaken. Hoewel er in de loop der jaren tal van ideeën en voorstellen zijn geweest, heeft het gebrek aan financiële middelen en praktische haalbaarheid geleid tot een andere benadering. De stad richt zich nu op het optimaliseren van bestaande locaties om de rijke traditie en het erfgoed van Aalst Carnaval te blijven koesteren en tentoonstellen.[4][5]
[]
Aalst heeft een rijke traditie van tentoonstellingen rond carnaval, zowel vóór als na de oprichting van een vast carnavalsmuseum. Deze tentoonstellingen tonen de rijke geschiedenis, creativiteit en kunst van het Aalsterse carnaval. Jaarlijks worden rond de carnavalsperiode in het Stedelijk Museum tijdelijke tentoonstellingen georganiseerd, vaak aangevuld met de presentatie van de inzendingen voor de carnavalsaffiche. Hieronder een overzicht van belangrijke tentoonstellingen:
Historische Tentoonstellingen[]
- 16 februari tot 5 maart 1979: De tijd van carnaval - Oud Hospitaal
- 4 juli tot 27 juli 1986: Vasteloaved in Oilsjt - Belfort
- 5 februari tot 28 februari 1988: De intrede van carnaval - Zolder Oud Hospitaal
- 6 januari tot 15 januari 1989: Aalst Carnaval - Fototentoonstelling Martien Van Beeck - Belfortkrypte
[]
- 12 februari tot 12 maart 1993: Carnavalexpo 1993 - Onthaalcomplex Keizershallen
- 28 januari tot 20 februari 1994: Carnavalexpo 1994 - Onthaalcomplex Keizershallen
- 11 februari tot 5 maart 1995: Carnavalexpo 1995 - Onthaalcomplex Keizershallen
- 9 februari tot 25 februari 1996: Carnavalexpo 1996 - Onthaalcomplex Keizershallen
- 25 januari tot 23 februari 1997: Carnavalexpo 1997 - Poppen en Maskers - Onthaalcomplex Keizershallen
- 7 februari tot 1 maart 1998: Carnavalexpo 1998 - Onthaalcomplex Keizershallen
- 30 januari tot 21 februari 1999: Carnavalexpo 1999 - Onthaalcomplex Keizershallen
- 19 februari tot 3 maart 2000: Carnavalexpo 2000 - Onthaalcomplex Keizershallen
- 10 februari tot 23 februari 2001: Carnavalexpo 2001 - Winterfoor - Onthaalcomplex Keizershallen
Tentoonstellingen in het Stedelijk Museum[]
- 12 januari tot 24 februari 2008: Expo 80 stoeten van Aalst
- 23 januari tot 28 maart 2010: Carnavalsdagen - Fototentoonstelling van Paul van der Stap
- 1 februari tot 30 maart 2014: Schatten op de carnavalszolder en Carnavalsaffiches 2014
- 16 januari tot 28 februari 2016: Ensemble, in de rand van carnaval, Oilsjt geblokt en Carnavalsaffiches 2016
- 4 februari tot 25 februari 2017: Maskerade - Het masker in de fantastische kunst en Carnavalsaffiches 2017
- 5 februari tot 6 maart 2022: Een halve eeuw carnavalsaffiches
Deze tentoonstellingen illustreren niet alleen de historische ontwikkeling van het Aalsterse carnaval, maar ook de artistieke en culturele invloeden die het evenement blijven verrijken. Ze vormen een belangrijk onderdeel van het behoud en de presentatie van het immateriële erfgoed dat Aalst Carnaval vertegenwoordigt.
Varia[]
- Vanaf april 2019 worden in de carnavalszaal van het Stedelijk Museum de kostuums van de winnende groepen een jaar lang tentoongesteld. De eerste tentoonstelling startte met de kostuums van Lotjonslos, Bedesterd, en De Zieke Zjieratten - Twiekierenniet.
Redactie[]
Tekst en foto's[]
- Tekst: Sören Delclef - AjoinPedia
- Foto's: De Voorpost, Sören Delclef