Ajoinpedia
Advertisement


Iwein en Lauretta openen sinds 1927 de Aalsterse carnavalstoet. De reuzen traden met elkaar in het huwelijk in 1950, waarbij ze ook hun officiële namen kregen. Daarvoor werden ze in de volksmond Polydoor & Polydora genoemd. In hun beginjaren werden deze reuzen vergezeld door 2 reuzenkinderen: 't Kindeke Baba en een meisje, dat geen naam kreeg. Beide kinderen verongelukten tijdens de stoet; het meisje in 1931 en de jongen in 1948.

In 1957 werden Iwein en Lauretta vervangen door een nieuwe reuzenpaar van de hand van Marc De Bruyn, maar in 1978 werd het oude paar gerestaureerd door de Prinsencaemere en waren ze opnieuw te zien in de 50ste jubileumstoet. De reuzen gingen nog jaren mee, maar in de jaren '80 verkeerden ze in erg slechte staat. Zo haalden ze de stoet van 1986 en 1987 niet meer. De Stopnoillekes protesteerden hiertegen en bouwden een nieuwe versie van Iwein en Lauretta voor hun thema in 1986. Na twee jaar zonder officiële stadsreuzen, vroeg de stad Aalst aan De Stopnoillekes om hun reuzen op te waarderen tot stadsreuzen, waarna De Stopnoillekes zich omvormde tot een reuzengilde en de officiële beheerders van de Aalsterse stadsreuzen werden.

Geboorte van het reuzenpaar[]

De Aalsterse Reuzen 1939

In 1927 liet het Aalsterse Feestcomité twee reuzen maken om mee te laten gaan in de Aalsterse carnavalstoet. De reuzen werden bekostigd met de opbrengst van de Handelsfoor van 1927. Voor het vervaardigen van de reuzen werd een beroep gedaan op twee kunstenaars van de Stedelijke Academie voor Schone Kunsten: Jan Mulder en Gustaaf Van der Meersch, respectievelijk leraar en directeur van de Aalsterse Akademie. Jan Mulder zorgde voor het ontwerp van de koppen, die Gustaaf Van den Meersch dan boetseerde. Zij kregen hiervoor een vergoeding van 6 000 Belgische frank. De kleding van de twee reuzen werden gemaakt door de meisjes van het weeshuis. De reuzen werden het hoogtepunt van de stoet in 1927. Ze werden in het groot vermeld op de aanplakbrieven die als publiciteit golden, werden afgebeeld op een veelkleurige affiche en liepen helemaal achteraan in de stoet.

De twee reuzen kregen geen officiële naam, maar werden door het volk Polydoor & Polydora genoemd, naar het reuzenpaar uit 1889. De twee reuzen waren 4 meter hoog en werden gedragen door twee personen, die mekaar afwisselden. De reuzen werden begeleid door tamboer-majoor Jozef Callebaut en zijn trommelaars van het Bataljon Tamboers. De mannelijke reus droeg het wapenschild van de stad Aalst met zich mee. Het reuzenpaar werd (vermoedelijk vanaf 1929) vergezeld door twee reuzenkinderen; een jongen ('t Kindeke Baba) en een meisje. De dochter van het reuzenpaar verdween reeds in 1931 uit de stoet, toen haar drager struikelde en de pop stuk ging.

Vanaf 1932 kreeg het reuzenpaar ook gezelschap van Majoor Cans en de Kat. De reuzen openden jaarlijks de Aalsterse carnavalsstoet, maar in 1948 was enkel Majoor Cans in de stoet te zien. Het Aalsterse reuzenpaar bleef aan de ingang van het stadhuis staan, omdat hun dragers in staking waren. Ze eisten bovenop hun loon van 150 Belgische frank ook enkele pinten. Het jaar daarop ging het reuzenpaar terug mee in de stoet, maar verloor het hun zoon 't Kindeke Baba. Aan de Sint-Annabrug werd het reuzenkind omver geblazen door de wind, waardoor het onherstelbaar beschadigd raakte. Het reuzenpaar zou voortaan zonder zoon doorgaan.[1][2]

Reuzen 1935

Het reuzenpaar met 't Kindeke Baba in 1935 (©collectie Sören Delclef)

Iwein en Lauretta[]

Huwelijk[]

Aalsterse reuzen Iwein en Lauretta 1950

Iwein en Lauretta op de Alfons De Cock herdenking (©collectie Sören Delclef)

Op 1 oktober 1950 werd Alfons de Cock (1850-1921) herdacht. Hij was de grondlegger van de volkskunde als wetenschap. Ter ere hiervan werd de 4de Provinciale Cultuurdag in Aalst georganiseerd met op het programma een ommegang van Oost-Vlaamse reuzen, met aan het einde een speciale gebeurtenis: het huwelijk van het Aalsterse reuzenpaar. Zo werden de Aalsterse reuzen, na 23 jaar lang zonder band naast elkaar te hebben gelopen, plots man en vrouw.

Samen met het huwelijk, kregen de 2 reuzen ook een officiële naam: Iwein van Aalst en Lauretta van Dirk van den Elzas. Het huwelijk werd afgesloten op de Grote Markt door schepen Keymeulen en werd bijgewoond door 60 Oost-Vlaamse reuzen.

Iwein van Aalst[]

Iwein van Aalst 2020

Iwein van Aalst was een Vlaamse ridder en heer van Aalst. Iwein was de zoon van Boudewijn van Gent en was net als zijn broer Boudewijn III van Gent Peer van Vlaanderen (hoofdleenman van de Graaf van Vlaanderen) en advocaat van de Sint-Pietersabdij van Gent. In 1127 overleed zijn broer Boudewijn III, die op dat moment heer van Aalst was. Iwein werd toen voogd van zijn minderjarige nichtje Beatrice en legde beslag op het grondgebied Aalst. Zo werd Iwein heer van Aalst en noemde hij zichzelf later "comes Alostanus" of graaf van Aalst.

Iwein stond achter Diederik (of Dirk) van de Elzas als kandidaat graaf van Vlaanderen, maar uiteindelijk werd Willem Clito van Normandië gekozen. Toen graaf Willem Clito een afgeschafte belasting tegen zijn belofte in terug invoerde, kwamen de steden Gent en Brugge in 1128 in opstand. Iwein werd aangesteld als bemiddelaar en vroeg de nieuwe graaf om de vrijheden en rechten van het volk te respecteren. Tijdens een volksvergadering op de Vrijdagsmarkt verweet Iwein de graaf van Vlaanderen ervan de wederzijdse banden tussen hemzelf en het volk te hebben opgezegd. Iwein eiste dat een onpartijdige rechtbank moest beslissen over het aanblijven van Willem Clito. Door te zeggen dat "gij niets moogt doen in dit graafschap dat tegen onze Raad en de eer van het land ingaat" was Iwein de eerste pleitbezorger van het parlementarisme.

Van de gevraagde zitting voor een rechtbank kwam niets in huis en overal in Vlaanderen braken opstanden uit. Iwein verbrak zijn leenmanschap en steunde Diederik van de Elzas, die hij erkende als nieuwe Graaf van Vlaanderen. Diederik en zijn leger werden op 21 juni 1128 verslagen door de troepen van Willem Clito, waarop Diederik vluchtte en bescherming kreeg in het kasteel van Iwein van Aalst. Het conflict escaleerde en kende zijn afloop tijdens het beleg van Aalst, waar de slag van Hertshage plaatsvond (27-28 juli). Willem Clito werd er geraakt door een pijl, afgeschoten door een Aalstenaar, en overleed vijf dagen later. Zo werd Diederik van de Elzas de nieuwe Graaf van Vlaanderen en bedankte hij Iwein door hem het leenheerschap te geven over het graafschap Aalst en hem de hand van zijn dochter aan te bieden. Zo trouwt graaf Iwein van Aalst met de dochter van Diederik: Laureta Van Vlaanderen. Iwein van Aalst, bijgenaamd Iwein de Kale, was naast heer van Aalst, ook heer van Waas, Drongen, Deinze en Ruiselede en was tevens leenman van Liedekerke.

In 1145 werd Iwein vermoord door Rogier van Kortrijk, een bondgenoot van burggraaf Henri van Bourbourg. Iwein had zijn nicht Beatrice uitgehuwelijkt aan Henri van Bourbourg, nadat hij zich haar erfland had toegeëigend.[3]

Laureta van Vlaanderen[]

Lauretta van Dirk van de Elzas 2020

Laureta van Vlaanderen was de dochter van Diederik van de Elzas. Ze huwde in 1139 met Iwein van Aalst en kregen samen een dochter en een zoon: Mathilde van Liedekerke en Diederik van Aalst. Het huwelijk eindigde toen Iweijn in 1145 vermoord werd. Daarna zou Laureta nog drie keer trouwen.

In 1150 huwde ze met Hendrik II van Limburg, maar dat huwelijk werd na 2 jaar ontbonden. Vervolgens trouwde ze in 1153 met Rudolf I van Vermandois, waarmee ze een dochter kreeg. In 1159 trad ze een vierde keer in het huwelijk; deze keer met Hendrik I van Namen. Door dit huwelijk werd ze gravin van Luxemburg, maar daar kwam in 1163 een einde aan door een scheiding. Laureta scheidde van Hendrik om in te treden in de Abdij van Vorst en non te worden. Laureta stierf in 1175 in de Abdij van Vorst.

Gerestaureerde reuzen[]

Restauratie reuzin Lauretta DVP 13011978

Restauratie reuzin Lauretta (©De Voorpost - 13/01/1978)

In 1957 werden reuzen Iwein en Lauretta vervangen door een nieuw reuzenpaar van de hand van Marc De Bruyn. Deze reuzen, die de naam Polydoor en Polydora kregen, werden opnieuw vergezeld van een Kindeke Baba. Iwein en Lauretta verdwenen naar een magazijn, waar ze bewaard werden met de bedoeling om daarna naar het Stadsmuseum te verhuizen. De reuzen van Marc De Bruyn liepen mee tot in 1976.

Ter gelegenheid van de 50ste jubileumstoet en het bezoek van koning Boudewijn en koningin Fabiola, werd het oude reuzenpaar Iwein en Lauratta vanonder het stof gehaald. Het reuzenpaar dat dateerde uit 1927 werd deskundig gerestaureerd, zodat ze opnieuw in de stoet konden gaan. Ze werden onder handen genomen door De Prinsencaemere, die de reuzen dat jaar (1978) mee begeleidde in de stoet. Om het makkelijker te maken voor de dragers, werden de reuzen door het Stedelijk Feestcomité voortaan op wieltjes geplaatst. In de stoet werden de gerestaureerde Iwein en Lauretta vergezeld door fluitisten en trommelaars, zes leden van De Prinsencaemere (Jean-Paul De Boitselier, Robert Waterschoot, Lucien Peirlinck, Luc, Johny Cooman, Louis Van Pottelbergh en Simon D'hondt) en een entourage van 25 Ajuingilles in typische klederdracht. Ghislain Cornand leerde de begeleiders de dans van de Ajuingilles aan. Voor de kostuums werd een beroep gedaan op Ghislain Cornand en Willy Casteur en de leerlingen van de Vrij Technische Vakschool der stad. Het oude reuzenpaar kreeg zo een tweede leven en mocht jaarlijks opnieuw de Aalsterse carnavalsstoet openen.

In februari 1986 waren de reuzen het onderwerp op de Aalsterse gemeenteraad. Raadslid Roger D'Hondt vroeg om iets te doen aan de toestand van de Aalsterse reuzen. Volgens D'Hondt bevonden de reuzen zich in erg zorgwekkende toestand in een uithoek van het stadsmagazijn aan de Hoge Vesten. De stad had Iwein en Lauretta in de stedelijke smidse op de hefboom van een clark-vrachtwagen laten monteren, waardoor ze niet meer in de stoet zouden kunnen dansen. Julien Vinck gaf toe dat de reuzen niet meer in staat waren om in de toekomst in de stoet mee te gaan en dat 1986 hun laatste jaar zou worden.[4][5][6][7]

De Stopnoillekes[]

Iwein & Lauretta - Stedelijk Museum Aalst

De stadsreuzen waren niet te zien in de stoet van 1986, doordat een onderstel van één van de reuzen niet op tijd gevonden werd. Carnavalsgroep De Stopnoillekes speelde in op de reuzenkwestie en gingen in 1986 met een eigen reuzenpaar in de stoet, als protest tegen de verloedering van de officiële Aalsterse stadsreuzen. De groep deed hiervoor beroep op reuzenbouwer Paul Backaert. Iwein en Laureta werden dat jaar gemist in de stoet en waren nadien meermaals het onderwerp tijdens de Aalsterse gemeenteraad. Schepen Vinck beloofde meermaals dat de reuzen opnieuw in de stoet te zien zouden zijn, maar in werkelijkheid waren de reuzen te fel afgetakeld om nog mee te kunnen gaan. Men besliste uiteindelijk om de officiële stadsreuzen niet meer mee te nemen in de carnavalsstoet en deze te laten herstellen om in het toekomstige carnavalsmuseum te plaatsen. In 1987 ontbrak het Aalsterse reuzenpaar daardoor voor het tweede jaar op rij in de stoet.

De stad Aalst had echter haar medewerking beloofd aan de Vlaamse reuzenstoet in Amsterdam in augustus 1987. Aangezien het eigen reuzenpaar niet meer gebruikt werd, schakelde de stad Aalst de reuzen van De Stopnoillekes in. Zo mocht deze carnavalsgroep met hun reuzen uit de stoet van 1986 in naam van de stad Aalst deelnemen aan de Vlaamse reuzenstoet in Amsterdam. De reuzen van De Stopnoillekes werden er aangekondigd als de officiële Aalsterse stadsreuzen.

Eind 1987 beloofde schepen Vinck, na een vraag van Danny Denayer, dat er een nieuw reuzenpaar zou komen. Juliaan Vinck gaf toe dat het oude reuzenpaar definitief afgeschreven was, waardoor deze niet meer in staat waren om mee te gaan in de stoet. Het Feestcomité adviseerde daarop om de reuzen van De Stopnoillekes over te nemen en deze te erkennen als officiële stadsreuzen van Aalst. Het schepencollege volgde het advies en voorzag 30 000 frank om de reuzen te verstevigen en van een polyesterlaag te voorzien. De Stopnoillekes vormden zich om tot reuzengilde en ze werden door de stad aangesteld als beheerders van de stadsreuzen. In de stoet zorgden ze ook voor de begeleiding van de reuzen in aangepaste kledij, naar het model van de oorspronkelijke reuzenbegeleiders.

Vandaag gaan Iwein en Lauretta nog steeds met De Stopnoillekes mee in de stoet. Het oude reuzenpaar uit 1927 is terug te vinden in het Stedelijk Museum van Aalst.[8][9]

00c De Stopnoillekes 2019

Iwein en Lauretta met De Stopnoillekes in 2019 (©Sören Delclef)

Varia[]

  • In 1986 werd een carnavalspostzegel uitgebracht van Aalst en Binche. Op de postzegel van Aalst stonden Iwein en Lauretta afgebeeld.[10]

Redactie[]

Tekst en foto's[]

  • Tekst: Sören Delclef - AjoinPedia
  • Foto's: collectie Sören Delclef

Bronnen[]

  1. Ghysens J. (2002), Aalst 1920 - ‘40, Genootschap voor Aalsterse Geschiedenis
  2. De Volksstem, 13 februari 1927
  3. https://www.hetlandvanaalst.be/
  4. De Voorpost, 3 februari 1978
  5. De Voorpost, 13 januari 1978
  6. Het Laatste Nieuws, 3 februari 1986
  7. Voor Allen, 7 februari 1986
  8. De Voorpost, 14 februari 1986
  9. Het Volk, 28 november 1987
  10. Het Nieuwsblad, 3 februari 1986
Advertisement