Ajoinpedia


Majoor Cans was de bijnaam van Petrus-Jacobus Cans (1791–1858), een Aalsters gemeenteraadslid en bevelhebber van de Burgerwacht, die in 1830 een sleutelrol speelde tijdens de Belgische Revolutie. Hij werd later vereeuwigd als reuzenfiguur, die voor het eerst verscheen op de Karmelietenkermis in 1931 en sindsdien meerdere keren opdook in de carnavalsstoet. In 2024 kreeg hij een duurzame hergeboorte dankzij het KBA en AKV De Saazers, waarmee hij opnieuw een vaste waarde werd binnen de Aalsterse reuzencultuur.

Petrus-Jacobus Cans[]

Petrus-Jacobus CansBeernem, 02/12/1791-†Aalst, 06/08/1858) werd geboren in Beernem en verhuisde in 1812 naar Aalst. Drie jaar later, in 1815, huwde hij met Maria Anna Catharina Huwart, met wie hij een speelgoedwinkel opende op de hoek van de Sint-Jorisstraat. Cans groeide al snel uit tot een gekende figuur in de stad.

Cans was actief binnen de Aalsterse Burgerwacht (Garde Civique). Deze militie had een dubbel imago: voor sommigen was ze het mikpunt van spot, voor anderen een steunpilaar van de orde. Cans behoorde tot die laatste groep en maakte snel carrière binnen de Burgerwacht. Hij werd kapitein van de Compagnie der Lange Zoutstraat en later majoor van het 1ste bataljon van de Burgerwacht regio Aalst. Zijn militaire ervaring had hij eerder opgedaan onder Napoleon, als soldaat binnen het Hannovers legerkorps, in het bataljon van Lauenburg. Deze ervaring kwam hem goed van pas bij de organisatie en leiding van de Burgerwacht. Tijdens de Belgische Revolutie van 1830 verzamelde Cans de Burgerwacht om deel te nemen aan de opstand tegen het Nederlandse bewind. Onder zijn bevel trok de Aalsterse Burgerwacht naar Hulst. De troepen verzamelden op de Grote Markt en trokken op de tonen van de mars van Auber uit La Muette de Portici, gespeeld door De Oude Garde, richting Nederland. In Hulst aangekomen werden ze opgeschrikt door een luide knal, waarop Cans zijn mannen beval om dekking te zoeken achter de bomen. Uiteindelijk bleef het bij een valse alarm: er werd geen schot meer gelost. De dag nadien was de helft van de "heldhaftige" Aalstenaars alweer terug thuis. Cans zelf verborg zich acht dagen in zijn woning, uit vrees voor een Hollandse tegenaanval. Na de Belgische onafhankelijkheid werd Majoor Cans onderscheiden met het ereteken van Ridder in de Kroonorde en het IJzeren Kruis, als erkenning voor zijn inzet te Hulst.

Naast zijn militaire loopbaan was Cans ook actief als liberaal gemeenteraadslid. Hij zetelde van 1830 tot 1858 – een periode van 28 jaar – en stond bekend als een voorvechter van de Vlaamse taal. In 1851 pleitte hij voor het gebruik van het Vlaams tijdens de raadsvergaderingen, aangezien toen nog steeds Frans de officiële bestuurstaal was. Zijn voorstel werd verworpen. Vervolgens stelde hij voor om op zijn minst de processen-verbaal in het Vlaams op te maken, maar ook dat werd afgewezen — zelfs door zijn eigen liberale partijgenoten. Cans zette zich ook in voor de vlasnijverheid, die in de regio rond Aalst een belangrijke economische sector vormde.

Na het overlijden van zijn echtgenote in 1841 sloot Cans zijn winkel en leefde verder van zijn rente. Hij bleef echter actief als bevelhebber van de Burgerwacht en als gemeenteraadslid. In zijn laatste levensfase woonde hij op Sint-Jorisstraat nr. 5. Cans overleed op 6 augustus 1858, op 66-jarige leeftijd. In 1931 werd aan zijn voormalige woning een herdenkingsplaat geplaatst, maar deze is inmiddels verdwenen.[1][2][3][4][5]

Reus Majoor Cans[]

MajoorKat

Reus Majoor Cans en de Karmelietenkermis[]

In 1931 stond de Karmelietenkermis van de Karmelietenwijk (rond de Botermarkt) volledig in het teken van Petrus Jacobus Cans. Op 8 juli 1931 huldigde het wijkcomité van de Karmelieten hun voormalige buurtbewoner met een gedenkplaat aan de gevel van zijn vroegere woning in de Sint-Jorisstraat. De plaquette droeg het opschrift:

"Hier woonde Petrus Jacobus Cans, destijds raadsheer en majoor der Burgerwacht van Aalst. 1791–1858."

Diezelfde dag werd ook zijn reuzenfiguur voorgesteld aan het publiek. De reus werd vervaardigd door Oscar en Kamiel Rogghé, die in 1889, samen met hun vader Hippoliet Rogghé, ook de bekende Aalsterse reuzen Polydorus, Polydora & Polydoorken, alsook het Ros Beiaard, hadden gebouwd. Reus Majoor Cans werd een jaarlijks icoon van de Karmelietenkermis en nam vanaf 1932 ook deel aan de Aalsterse carnavalsstoet. Aanvankelijk verscheen hij onder de naam ‘De Bevelhebber Cans’, maar al snel werd hij bekend als ‘Majoor Cans’. De reus werd bewaard in het Keizershof.

Doorheen de jaren bestonden er twee versies van de reus. De eerste was een zittende reus, waarbij de drager onder een onderstel zat en de beentjes van de reus losjes naar voren hingen. Later werd dit een staande reus, naar het model van de klassieke Aalsterse reuzen. De kleine, breedlachende Cans vormde een speels contrast met de serieuzere figuren zoals Iwein en Lauretta.

Na carnaval 1967 verdween reus Majoor Cans op mysterieuze wijze uit het straatbeeld. Tot op vandaag is zijn lot onbekend. In 1979, ter gelegenheid van de tentoonstelling De Tijd van Carnaval, werd nog een oproep gelanceerd om de verblijfplaats van de verdwenen reus te achterhalen, maar zonder resultaat.[6][7]

De terugkeer van Majoor Cans (1989)[]

1989 Stopnoillekes Ons Paula Majoor Cans

In 1989 blies carnavalsgroep Lotjonslos nieuw leven in de legendarische Aalsterse reus Majoor Cans. Ze bouwden een nieuwe versie van de reus, speciaal om hem – samen met De Stopnoillekes – opnieuw te laten meelopen in de Aalsterse carnavalsstoet. De reus werd vervaardigd uit kippengaas en gelijmd papier, volgens de traditie van carnavalspoppen, en verscheen die editie trots in de stoet naast Ons Paula.

Na carnaval schonk Lotjonslos de reus aan De Stopnoillekes, in de hoop dat Majoor Cans opnieuw een vaste plaats in de stoet zou krijgen. Maar het liep anders dan verwacht. De Stopnoillekes reageerden teleurgesteld: ze hadden gehoopt de reus zelf te mogen bouwen en vonden het geschonken exemplaar bovendien te kwetsbaar voor langdurig gebruik. Ze weigerden het beheer op zich te nemen en stuurden de reus terug naar Lotjonslos. Hierdoor belandde de nieuwe Majoor Cans na slechts één deelname aan de stoet op de vuilnisbelt. Het incident leidde dat jaar tot een klein relletje tussen Lotjonslos en De Stopnoillekes en betekende meteen het einde van deze kortstondige wederopstanding.

De heropstanding van Majoor Cans (2024-heden)[]

KBA - Bebieborrel Majoor Cans 2024

In 2023 stond den Oilsjtersen Aftelkalender van het KBA (Kommetei tot Behaad van den Aftelkalender) volledig in het teken van 100 jaar Aalst Carnaval en de Aalsterse reuzen. Daarbij stelde het KBA een manifest op waarin het de zorgwekkende toestand van de reuzencultuur in Aalst aankaartte. De organisatie droomde openlijk van een terugkeer van verdwenen reuzen, zoals Majoor Cans en Kindeke Baba.

Na overleg met schepen Karim Van Overmeire nam het KBA het initiatief om Reus Majoor Cans opnieuw tot leven te brengen. Met een deel van de opbrengst van hun aftelkalenders en de verkoop van nominetten financierden ze de bouw van een nieuwe reus. De KBA-leden Michel Van Brempt, Lieven Goubert, Sören Delclef en Gert Kiekepoos klopten aan bij AKV De Saazers met de vraag om de reus voor hen te realiseren. Voorzitter Guy Wailly, die het reuzenmanifest ondertekend had, was meteen enthousiast en zette zijn groep aan het werk. Els Brokken, de befaamde koppensnijder van De Saazers, beschouwde het als een grote eer om de nieuwe Majoor te mogen maken. De Saazers besloten hun stoetthema voor Aalst Carnaval 2024 rond Majoor Cans te bouwen. Ze baseerden zich op een ontwerptekening van Erwin Vanmol, die door het KBA werd bezorgd. Els Brokken en haar echtgenoot Dany Van Belle gingen ook te rade bij Kristof De Hauwere, de Oost-Vlaamse voorzitter van vzw Reuzen in Vlaanderen, om de reus zo duurzaam mogelijk te vervaardigen.

Els Brokken - De Saazers - Reus Majoor Cans 2024

Els boetseerde de kop van Majoor Cans eerst in klei, waarna die werd overgoten met siliconen- en gipslagen om een gietvorm te maken. Hiermee werd de uiteindelijke kop in polyester gegoten. Het lichaam werd opgebouwd uit een aluminium constructie. Majoor Cans kreeg een blauw kostuum, versierd met een medaille van De Saazers en een nominette van het KBA. De reus kon gedragen worden, maar werd ook voorzien van wieltjes. Op 2 februari 2024 organiseerden De Saazers een babyborrel voor hun nieuwe reus in de carnavalswerkhallen, in aanwezigheid van KBA-leden Michel Van Brempt, Sören Delclef en Gert Kiekepoos. De reus werd daar officieel gedoopt, al bleef de kop geheim tot de stoet zelf. Tijdens de carnavalsstoet van 2024 kwam de nieuwe Majoor Cans voor het eerst naar buiten, met het stoetthema: 'Geift de Majoor een nieve Cans!'.

Na carnaval 2024 startte het KBA, als eigenaar van de reus, gesprekken met de stad Aalst en met De Stopnoillekes, met het oog op een officiële schenking. Aanvankelijk bleef een reactie uit, terwijl andere steden interesse toonden om de reus over te nemen. In december 2024 zorgde schepen Matthias De Ridder (Evenementen) voor een doorbraak. Hij bracht begin januari 2025 het KBA en De Stopnoillekes samen, om de reus formeel op te nemen in de Aalsterse reuzenfamilie. Hij kreeg hierbij de steun van schepen Sarah Smeyers (Erfgoed). Na een bezoek aan het atelier van Els Brokken gaven De Stopnoillekes uiteindelijk hun goedkeuring, overtuigd van de kwaliteit en duurzaamheid van de nieuwe Majoor. Op de gemeenteraad van 25 januari 2025 werd de schenking officieel goedgekeurd. De reus werd daarna door de stad opgehaald en opgenomen in de stedelijke collectie.

Vanaf 2025 maakte Reus Majoor Cans opnieuw officieel deel uit van de Aalsterse reuzenfamilie en keerde hij als vaste waarde terug in de Aalsterse carnavalsstoet.[8][9]

Aalsterse reuzen 2025

Varia[]

  • In 2019 bracht AKV Lekken en Plekken Majoor Cans eenmalig terug tot leven als pop, in het kader van hun stoetthema "Weir zén gegroeid". Met dit thema wilden ze vergeten reuzen uit het Aalsterse verleden opnieuw in de schijnwerpers plaatsen en symbolisch een nieuwe generatie carnavalisten laten kennismaken met deze figuren.
  • Ook in 2023 dook Majoor Cans opnieuw op: hij was één van de figuren op den Oilsjtersen Aftelkalender van het KBA, naar aanleiding van 100 jaar Aalst Carnaval. Hij kreeg een eigen illustratie én bijhorende nominetten, waarmee het KBA de herinnering aan verdwenen reuzen levend hield.

Redactie[]

Tekst en foto's[]

  • Tekst: Sören Delclef - AjoinPedia
  • Foto's: Sören Delclef, CD-Rom 'De 75 stoeten van Aalst' - DAK

Bronnen[]

  1. De Denderbode, 6 december 1846
  2. Madeinaalst.be
  3. De Denderbode, 16 oktober 1890
  4. De Volksstem, 14 oktober 1920
  5. Het Laatste Nieuws, 30 januari 1951
  6. De Volksstem, 19 juni 1931
  7. Voor Allen, 26 januari 1979
  8. KBA
  9. AjoinPedia