Majoor Cans is een Aalsterse stadsreus die van 1932 tot en met 1967 in de stoet ging. De reus werd opgedragen aan Petrus Jacobus Cans, een voormalig majoor van de Burgerwacht, en was eigendom van de Karmelietenwijk (Botermarkt). De reus maakte dankzij Lotjonslos een eenmalige terugkeer in 1989. In 2024 bouwden De Saazers, in opdracht van het KBA, een nieuwe reus, met de bedoeling om opnieuw een vaste waarde te worden in de stoet.
**onder constructie**
Petrus Jacobus Cans[]
Petrus Jacobus Cans (1790-1858) werd geboren in Beernem en verhuisde op 20-jarige leeftijd naar Aalst. In 1815 trouwde hij met Maria Anna Catharina Huwart. Samen opende ze een speelgoedwinkel op de hoek van de Sint-Jorisstraat. Cans maakte deel uit van de Aalstere Burgerwacht (Garde Civique) als kapitein van de Compagnie der Lange Zoutstraat. Hij was ook majoor van het 1ste bataljon van de Burgerwacht regio Aalst en in die hoedanigheid zou hij bekend worden in Aalst. In zijn jonge jaren had Cans nog gediend onder Napoleon en deze ervaring kwam hem goed van pas binnen de Burgerwacht. In 1830, de tijd van de Belgische Revolutie, riep Cans de Burgerwacht samen om deel te nemen aan de opstand tegen het Nederlandse bewind. Zo trok de Aalsterse Burgerwacht onder zijn bevel naar Hulst en droegen ze mee bij tot de onafhankelijkheid van België.
Cans zetelde ook 28 jaar lang, tot aan zijn dood, in de Aalsterse gemeenteraad voor de liberale partij. Binnen de gemeenteraad pleitte hij voor de vlasnijverheid en in 1851 vroeg hij om de besprekingen binnen de gemeenteraad voortaan in het Vlaams te voeren. Op dat moment was Frans immers nog de voertaal in de gemeenteraad. Zijn vraag werd echter verworpen, waarop hij vroeg om op zijn minst de processen verbaal in het Vlaams op te maken, maar ook dit werd geweigerd door de liberalen.
Cans werd weduwenaar in 1841, waarna hij besloot om hun winkel te sluiten en te rentenieren. Hij bleef wel bevelhebber van de Burgerwacht en gemeenteraadslid in Aalst. In de laatste fase van zijn leven woonde Cans in de Sint-Jorisstraat nr. 5. Cans overleed op 6 augustus 1858; hij werd 67 jaar. In zijn leven werd Cans verschillende keren gehuldigd. Zo werd hij tot Ridder in de Leopoldsorde gekroond en ontving hij het Ijzeren Kruis 67. In 1931 werd een gedenkplaat aan de gevel van zijn huis in de Sint-Jorisstraat geplaatst, maar deze zou doorheen de jaren verdwijnen.[1][2][3][4]
Reus Cans[]
1931-1967[]
In 1931 stond de Karmelietenkermis van de Karmelietenwijk (Botermarkt) in het teken van Petrus Jacobus Cans. Tijdens de kermis hing het wijkcomité van de Karmelieten een gedenkplaat aan de gevel van zijn voormalig huis in de Sint-Jorisstraat en stelde men zijn reus voor aan het publiek. De reus werd gemaakt door Oscar en Kamiel Rogghé. die in 1889 met hun vader Hippoliet Rogghé ook de reuzen Polydorus, Polydora & Polydoorken en het Ros Beiaard maakten. Reus Majoor Cans was jaarlijks te zien tijdens de Karmelietenkermis, maar ook in de Aalsterse carnavalsstoet zou hij meelopen. In 1932 maakte hij voor het eerste zijn opwachting tijdens Aalst Carnaval onder de naam 'De Bevelhebber Cans'. Daarna zou men spreken van 'Majoor Cans'. De reus werd bewaard in het Keizershof.
Er zijn twee verschillende versies van de reus op te merken in de periode dat hij meeliep in de stoet. Aanvankelijk was Majoor Cans een zittende reus, waarbij de drager onder het onderstel zat en de beentjes van de reus naar voor hingen. Dit evolueerde naar een staande reus, waarbij het onderstel vergelijkbaar was van dat van de andere reuzen. De kleine breedlachende Cans stak af tegenover de meer serieuzere reuzen Iwein en Lauretta. De reus verdween na carnaval 1967 op mysterieuze wijze uit de stoet en is tot op vandaag nog steeds spoorloos. In 1979 werd voor de Expo 'De Tijd van Carnaval' nog een oproep gedaan over mogelijke inlichtingen over de locatie van de reus, maar deze was tevergeefs.[5][6]
1989[]
In 1989 bracht carnavalsgroep Lotjonslos Majoor Cans terug tot leven. De groep bouwde een nieuwe versie van de reus om deze met De Stopnoillekes mee te laten gaan in de stoet. De reus werd op dezelfde manier gemaakt als de andere carnavalspoppen, met kippengaas en gelijmd papier. Zo liep Reus Majoor Cans na vele jaren opnieuw in de Aalsterse stoet, deze keer langs de zijde van Ons Paula. Lotjonslos zou de reus aan De Stopnoillekes schenken, zodat deze weer een vaste plaats in de Aalsterse stoet zou krijgen.
De Stopnoillekes, teleurgesteld omdat zij de vernieuwde Majoor Cans niet zelf hadden mogen bouwen, stuurden de reus na carnaval echter terug naar Lotjonslos. Ze konden niet instaan voor het beheer van de reus, omdat deze volgens De Stopnoillekes te kwetsbaar gebouwd was. Hierdoor belandde de reus al na 1 stoet op de vuilnisbelt. Het incident met de reus gaf dat jaar aanleiding tot een klein relletje tussen Lotjonslos en de Stopnoillekes.
2024[]
In 2023 draaide den Oilsjtersen Aftelkalender van het KBA rond de Aalsterse reuzen tijdens 100 jaar Aalst Carnaval. Naar aanleiding daarvan stelde het KBA een manifest op om de zorgwekkende toestand van de Aalsterse reuzen onder de aandacht te brengen. Daarbij droomden ze ook over de terugkeer van verloren reuzen als Majoor Cans en Kindeke Babba. Na een gesprek met schepen Van Overmeire ging het KBA over tot actie; ze wilden Reus Majoor Cans terug in de stoet brengen. Met een gedeelte van de opbrengst van hun aftelkalenders en een verkoop van nominetten zouden ze de nieuwe reus kunnen bekostigen. De realisatie van de reus laten ze over aan De Saazers, die Reus Majoor Cans mee zullen nemen binnen hun thema.
Na Aalst Carnaval 2024 zal reus Majoor Cans terugkeren naar het KBA, die hem zullen schenken aan de stad Aalst onder beheer van De Stopnoillekes.
Varia[]
- In 2019 bracht Lekken en Plekken reus Majoor Cans even terug voor hun thema '“Weir zén gegroeid', waarbij ze vergeten reuzen terug in de stoet brachten.
- In 2023 was Majoor Cans één van de figuren op den Oilsjtersen aftelkalender.
Redactie[]
Tekst